Ze zadelde de ezelin en zei tegen de knecht:

‘Drijf de ezelin zonder ophouden aan, tot ik zeg dat je halt kunt houden.’

Zo ging ze op weg naar Elisa, die op de Karmel verbleef. Toen de godsman haar zag aankomen, zei hij tegen zijn knecht Gechazi:

‘Kijk, daar heb je de vrouw uit Sunem. Ga haar vlug tegemoet en vraag hoe het met haar gaat, en met haar man en haar zoon.’ De vrouw antwoordde dat het goed ging, maar toen ze bij de godsman op de berg aankwam, greep ze zijn voeten vast. Gechazi liep op haar toe om haar weg te jagen, maar de godsman zei:

‘Laat haar maar, ze heeft verdriet. En ik wist daar niets van, de HEER heeft het voor mij verborgen gehouden.’ Toen zei de vrouw:

‘Heb ik u soms om een zoon gevraagd? Heb ik niet gezegd dat u geen valse hoop moest wekken?’ Hierop zei Elisa tegen Gechazi:

‘Neem mijn staf en ga er zo snel mogelijk naartoe. Als je iemand tegenkomt, groet hem dan niet. Als iemand jou groet, zeg dan niets terug. Je moet mijn staf op de jongen leggen.’ Maar de moeder van de jongen zei:

‘Zo waar de HEER leeft, en zo waar u leeft, ik ga niet zonder u.’ Toen stond Elisa op en ging met haar mee.

Gechazi was hun vooruitgegaan en had de staf op de jongen gelegd, maar die had geen teken van leven gegeven. Hij keerde terug en vertelde Elisa dat de jongen niet wakker was geworden. Toen Elisa zelf bij het huis aankwam, zag hij de jongen dood op zijn eigen bed liggen. Hij ging de kamer binnen en sloot de deur achter zich. Toen bad hij tot de HEER. Daarna liep hij naar het bed toe en ging boven op het kind liggen, met zijn mond op zijn mond, zijn ogen op zijn ogen en zijn handpalmen op zijn handpalmen. Zo bleef hij over het kind uitgestrekt liggen tot het lichaam weer warm werd. Toen kwam hij overeind, liep door de kamer heen en weer, en strekte zich nogmaals over het kind uit. Uiteindelijk niesde de jongen wel zeven keer, en opende zijn ogen. ‘Roep de moeder,’ riep Elisa tegen Gechazi. Gechazi waarschuwde haar, en toen ze boven kwam zei Elisa:

‘U kunt uw zoon meenemen.’ De vrouw kwam de kamer binnen, viel aan Elisa’s voeten neer en boog diep voorover. Toen nam ze haar zoon op en ging de kamer uit.

Loading

Lees ook deze Berichten:

2 Koningen 9:1-13 Jehu, koning van Israël
2 Koningen 9:23-29 De dood van Joram en Achazja 2
2 Koningen 17:7-18 Beschouwing over de ondergang v...
2 Koningen 15:13-16 Sallum, koning van Israël
2 Koningen 17:19-29 Beschouwing over de ondergang ...
2 Koningen 24:18-20-25:1-9 Sedekia, koning van Jud...
2 Koningen 15:23-26 Pekachja, koning van Israël
2 Koningen 1:9-18 De dood van Achazja 2
2 Koningen 14:23-29 Jerobeam, koning van Israël
2 Koningen 2:1-10 Elia in de hemel opgenomen 1
2 Koningen 25:18-26 Sedekia, koning van Juda; de v...
2 Koningen 14:1-11 Amasja, koning van Juda 1
2 Koningen 8:16-24 Joram, koning van Juda
2 Koningen 1:1-8 De dood van Achazja 1
2 Koningen 18:24-29 Jeruzalem door Sanherib bedrei...
2 Koningen 15:17-22 Menachem, koning van Israël
2 Koningen 25:27-30 Gratie voor Jojachin
2 Koningen 16:12-20 Achaz, koning van Juda 2
2 Koningen 23:1-9 Maatregelen tegen de afgodendien...
2 Koningen 7:1-9 Het beleg van Samaria 2
2 Koningen 17:30-41 Beschouwing over de ondergang ...
2 Koningen 14:12-22 Amasja, koning van Juda 2
2 Koningen 23:31-35 Joachaz, koning van Juda
2 Koningen 22:1-11 Josia, koning van Juda 1
2 Koningen 6:15-23 Elisa's optreden in de oorlog t...
2 Koningen 8:7-15 Elisa in Damascus
2 Koningen 7:16-20 Het beleg van Samaria 4
2 Koningen 5:20-27 De genezing van Naäman 3
2 Koningen 17:1-6 Hosea, koning van Israël; de val...
2 Koningen 13:10-19 Joas, koning van Israël; de do...
2 Koningen 9:14-22 De dood van Joram en Achazja 1
2 Koningen 2:11-18 Elia in de hemel opgenomen 2
2 Koningen 12:12-22 Joas, koning van Juda 2
2 Koningen 18:1-12 Hizkia, koning van Juda
2 Koningen 3:22-27 Joram, koning van Israël, trekt...
2 Koningen 4:38-41 Het bittere gerecht
2 Koningen 10:12-20 Jehu roeit het koningshuis van...
2 Koningen 4:8-23 Elisa en de vrouw uit Sunem 1
2 Koningen 11:1-11 Atalja, koningin van Juda 1
2 Koningen 2:19-25 Eerste optreden van Elisa
2 Koningen 10:21-31 Jehu roeit het koningshuis van...
2 Koningen 23:19-30 Maatregelen tegen de afgodendi...
2 Koningen 21:1-9 Manasse, koning van Juda 1
2 Koningen 5:1-8 De genezing van Naäman 1
2 Koningen 10:1-11 Jehu roeit het koningshuis van ...
2 Koningen 22:12-20 Josia, koning van Juda 2
2 Koningen 7:10-15 Het beleg van Samaria 3
2 Koningen 6:24-33 Het beleg van Samaria 1
2 Koningen 10:32-36 Jehu roeit het koningshuis van...
2 Koningen 21:19-26 Amon, koning van Juda
2 Koningen 15:8-12 Zecharja, koning van Israël
2 Koningen 21:10-18 Manasse, koning van Juda 2
2 Koningen 13:1-9 Joachaz, koning van Israël
2 Koningen 15:32-38 Jotam, koning van Juda
2 Koningen 23:36-37-24:1-7 Jojakim, koning van Jud...
2 Koningen 4:1-7 Elisa helpt een arme weduwe
2 Koningen 15:27-31 Pekach, koning van Israël
2 Koningen 4:42-44 Een maal voor honderd profeten
2 Koningen 11:12-20 Atalja, koningin van Juda 2
2 Koningen 15:1-7 Azarja, koning van Juda
2 Koningen 3:12-21 Joram, koning van Israël, trekt...
2 Koningen 18:30-37 Jeruzalem door Sanherib bedrei...
2 Koningen 5:9-19 De genezing van Naäman 2
2 Koningen 24:8-17 Jojachin, koning van Juda
2 Koningen 13:20-25 Joas, koning van Israël; de do...
2 Koningen 25:10-17 Sedekia, koning van Juda; de v...
2 Koningen 8:1-6 De vrouw uit Sunem krijgt haar be...
2 Koningen 8:25-29 Achazja, koning van Juda
2 Koningen 3:1-11 Joram, koning van Israël, trekt ...
2 Koningen 9:30-37 De dood van Izebel
0Shares